Mijn moeder staat met een gepaste afstand naar mij te kijken. Deze ‘gepaste afstand’ hebben wij samen ergens gecreëerd. Ik kan eigenlijk wel zeggen dat ik ‘deze gepaste afstand’ ergens heb gecreëerd.

In mijn proces van groei heb ik haar zo ver mogelijk van mij afgeduwd. Geïrriteerd ben ik als ze ‘goedbedoeld’ advies geeft. Ik maak grappen en ik neem haar advies vaak niet serieus. Misschien luister ik zelfs wel helemaal niet naar haar. Op elk mogelijke manier probeer ik mij af te zetten van mijn moeder, omdat zij mij toch niet begrijpt. Ik vind het vaak zelfs vervelend en irritant als ze met haar goed bedoelde adviezen komt.

Deze afstand is voor ons beiden voelbaar en om deze reden kijkt mijn moeder tijdens de opstelling met ‘gepaste afstand’ naar mij. Ze kijkt naar mij. Ze glimlacht naar mij. Maar wel op gepaste afstand.

Ik durf haar niet in de ogen aan te kijken, zelfs als mijn moeder wordt uitgebeeld door een representant, een willekeurige vrouw, die ik tot voor de opstelling begon niet eens kon. Ik voel schaamte tegenover mijn moeder. Ik heb haar tekort gedaan. Ik negeer haar ook al bedoelt ze het goed en heeft ze geprobeerd contact met mij te maken.

Ik voel dat het mij raakt. Ik voel dat ik verdrietig word. De tranen branden achter mijn ogen. Ik wil het tegenhouden maar het lukt niet. De tranen vloeien over mijn wangen.

Ik voel nog meer schaamte opkomen, wetende dat mijn moeder niet meer dichtbij durft te komen. Te vaak afgewezen en weggeduwd door mij.

De representant zegt niks, blijft lief glimlachen, maar steekt haar arm uit en veegt met haar hand mijn tranen weg. Gewoon, op gepaste afstand. Ik voel haar zachtheid. 

Ze komt dichterbij en pakt me bij mijn schouders vast. Ze laat me vervolgens los en komt voor mij staan. Ik pak haar handen vast. Ik durf haar eindelijk in haar ogen aan te kijken. Ze glimlacht nog steeds met een zachte glimlach en geeft mij een dikke knuffel. “Wat is ze ook lief” – bedenk ik mij. 

Er is contact.

Ze gaat schouder aan schouder tegen mij aan staan. Ze maakt zich breed en doet haar borst vooruit.

Tot zover de opstelling waarin mijn moeder en ik werden opgesteld. De representant, die voor mijn moeder stond, zei “Tjo, wat is jouw moeder trots op jou zeg!” Ik voelde zoveel trotsheid voor je. Jij kan het wel!

Ik geef aan dat ik dat gevoel vaak mis bij mijn ouders. Juist het idee heb dat ze dat niet zijn. Ik ben daar onbewust heel lang naar opzoek geweest en misschien zelfs wel nog steeds. Ik geloof dat dat proces namelijk niet stopt.

Zodra we worden geboren en als kleine baby in de wieg liggen zijn er maar twee mensen van wie wij aandacht willen. Papa en mama. Alles op alles zetten wij om aandacht te krijgen van onze ouders. Aandacht oftewel; liefde. Helaas gaat deze behoefte vaak niet meer weg. We zijn allemaal enorm loyaal naar onze ouders toe en willen niets liever dan gezien worden door onze ouders. Dit gaat zelfs zo ver dat we allerlei dingen uitproberen om maar aandacht te krijgen. Negatief of positief. Aandacht is aandacht. Zo ook in mijn proces. Ergens hebben we nog steeds bevestiging nodig van onze ouders. “Je doet het goed, wat ben ik trots op jou.”

De representant geeft aan dat ze echt alleen maar trotsheid voelde. Ze zegt “Ik pakte in het begin je schouders vast en toen merkte ik dat ik je tegenhield waardoor je niet kon groeien dus liet ik je snel los.” Ik ben toen van een afstandje naar je gaan kijken en voelde alleen maar trotsheid. Ik wilde schouder aan schouder naast je staan en je het gevoel geven dat ik onwijs trots op je ben.

Ik word weer geraakt door hoe het gevoel van deze vrouw overeen is gekomen met de relatie die ik met mijn moeder heb. Mijn moeder heeft, zoals denk ik iedere moeder, graag de touwtjes in handen. ‘Veiligheid en bescherming’, dat is wat zij wil geven aan haar kinderen en dat doet ze als geen ander. Alleen verstikte het mij. Het heeft ervoor gezorgd dat ik heel veel moeite heb moeten doen om los te komen onder moeders veilige vleugels vandaan. 

Dit proces is denk ik lastig voor haar geweest, omdat ik mij zo enorm verzetten tegen haar veiligheid en bescherming. Ik wilde vliegen. Ik wilde eropuit. Dit vond zij lastig.

In mijn proces van uitvliegen heeft zij mij daadwerkelijk geprobeerd tegen te houden. Ik heb haar toen gevraagd mij los te laten. “Moeders, je helpt niet. Je houdt me tegen. Ik vind het pad dat ik ga bewandelen al doodeng en je helpt niet. Je maakt het alleen maar nog enger en moeilijker voor mij.” Vanaf dat moment is ze mij gaan helpen. Ze heeft mij geholpen door mij los te laten. 

Ik hou van het leren van nieuwe dingen omtrent energie, zoals kundalini, ayurveda en reiki.